Voor het 1250 jarig bestaan heeft Ybele Steenstra 7 vensters geschreven, 7 periodes uit de 1250 jaar.
Eerste venster – tot 1000
“Er woonde daar wel een heel armzalig volk op hoge terpen en eigengebouwde stellages, zodat hun huizen uitsteken boven de hoogst bekende waterstanden.
Wanneer de golven het omliggende land overspoelen lijken de bewoners op zeelieden, maar ze lijken schipbreukelingen als het water geweken is. Dan jagen ze rond hun hutten op de vissen die met het zeewater proberen te vluchten. Ze hebben geen andere drank dan regenwater dat ze bewaren in kuilen op de voorhof van hun huizen“.
Zo zag de Romein Gaius Plinius Secundus maior [* 23 na Chr. – † 79], bijgenaamd de Oudere, Fryslân vlak na het begin van de jaartelling.
Het is een lastig te doorgronden periode in onze eigen dorpsgeschiedenis. Er eigenlijk geen geschreven bronnen maar slechts vingerwijzingen. Tipjes die ons op een suggestief spoor brengen van omstandigheden of gebeurtenissen.
Maar op grond van die aannames en hypothesen denk ik rond deze periode het ontstaan van Westergeest te kunnen vinden.
1 – drie veenlijken
In de bodem ligt een schat aan aanknopingspunten verborgen. “Het Nieuws van den Dag” van maandag 20 juni 1870 maakt melding van de vondst van “skeletten van drie volwassen menschen” in de “toel”aarde – een Noord-Friese benaming voor het veen onder de zeeklei.
De skeletten werden gevonden in wat nu de Âldswemmer heet omdat de Nieuwe Zwemmer toen nog niet was gegraven. Meer bronnen m.b.t. deze vondst zijn niet bekend en we moeten het doen met de informatie uit het korte krantenartikeltje.
Toch geeft dat wel enkele aanwijzingen. Het gaat hier om zogenoemde veenlijken; een bijzonder gegeven dat er op kan duiden dat deze drie mensen zijn geofferd. Een aanwijzing daarvoor is de vermelding dat de vinders het idee hebben gehad dat twee van deze personen “aan elkander gebonden hun dood moeten hebben gevonden”. Maar ook de opmerking dat het hoofd van de romp gescheiden was, duidt op een mensenoffer.
De datering van de veenlijken is volgens de “Archeologische verwachtingskaart gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland” vermoedelijk Midden/Late IJzertijd. Met IJzertijd wordt hier bedoeld te periode tussen ongeveer 800 voor Christus tot ongeveer het begin van onze jaartelling.
Bij het offeren werd grof geweld gebruikt; de mensen die werden geofferd werden vastgebonden, gewurgd, doodgestoken of onthoofd. Dat zou op een samenlevingsvorm kunnen duiden die de drie gevonden veenlijken al voor de jaartelling heeft ‘vermoord’ in een religieuze overtuiging, dat dat ‘juist’ was. “Juist”, omdat het mensenoffer binnen de context van een religie als een geschenk voor een god was bedoeld.
1 – Foestrum, de oude bijnaam van Westergeest
“Foestrum” wordt gezien als een echo uit de tijd dat een samenlevingsvorm, op de plaats waar nu de kerk van Westergeest staat, een Fries-Germaanse godheid werd vereerde.
Door de schemering die over deze lang vervlogen tijd hangt wordt het niet helemaal duidelijk om welke godheid het dan precies gaat. Er zijn verschillende goden-namen uit die tijd in omloop, goden van verschillende geslachten en vereerd om verschillende redenen.
Ik neig er steeds meer naar om in Fosite of Forseti de godheid te zien die vroeger in het huidige Westergeest werd vereerd.
In de Germaanse mythologie zou deze vrij onbekende [opper]god gewijd zijn aan de rechtspraak. De naam houdt mogelijk verband met het Fries Germaanse woord voor ‘voorzitter’. En de kerk van Westergeest wordt al eeuwenlang in verband gebracht met de rechtspraak. Zo werd er bijvoorbeeld al op 27 april 1556 in de kerk van Westergeest een vergadering gehouden om een twistpunt te slechten – aanwezig waren de substituut-grietman van Dokkum [Dirck Dircksz.], Cop Harkema namens Kollum en Sye Buma namens de gemeente Westergeest, Oltwoldt en Colmerswage.
De plek van verering, het ‘hiem’ van deze godheid Fosite, Forseti of Fostera, wordt nog steeds Fostera-hiem, Foestrum genoemd. Aangenomen wordt dat de kerk werd gebouwd op de heilige, ter ere van deze godheid gewijde tempel.
3 – kerkbouw op heilige plaats
Toen de zendelingen ook in onze omgeving kwamen werden heel wat oude heidense heiligdommen gesloopt – een groot deel werd ‘gekerstend’. Deze heiligdommen werden door de kerk als het ware religieus omgebouwd tot Christelijke kerk.
Ook Karel de Grote [742/747 – 814] heeft een rol gespeeld. Met de bouw van kerken werkte hij aan een soort verlengstuk van zijn wereldlijke macht. Hij gebruikte de kerk om de eigen macht te verstevigen. Zodoende werden op vele plaatsen, wellicht ook in Westergeest, al vóór de 10e eeuw eenvoudige houten en/of tufstenen kerkjes gebouwd.
Het tufstenen kerkje zou gebouw zijn op de heilige, ter ere van Fosite, Forseti of Fostera’s gewijde tempel. Karel de Grote stierf in 814 en het tufstenen kerkje stond er toen wellicht al.
4 – bedijking
De geestelijkheid ging een belangrijke rol spelen bij de bedijking. Dat was van groot belang omdat de zee nog voor heer en meester opsloeg.
Ook in onze omgeving was dat goed te merken. Het Dokkumer Diep was al vroeg in de middeleeuwen een belangrijke afwateringsstroom die veel water afvoerde naar zee, maar omgekeerd kon het zeewater ook ongehinderd ver landinwaarts komen.
Om dat te voorkomen werden dijken aangelegd. Volgens een touristengids is in de buurt van Beintemahuis nog een onbeschadigd gedeelte van een dijkwering uit circa 900.
Daarmee wordt m.i. de Wâlddyk bedoeld. Een dijk die destijds een al van belang geachte samenleving moest beschermen tegen het water.
1250 jaar Westergeest.
Het is niet “op de kop af” maar bij benadering.
Het is vrij suggestief maar met een gerust hart.
Vanwege en aan de hand van aanknopingspunten in bodemvondsten of “echo’s uit ons verleden”.
tweede venster: 1000 – 1200
Na 900 werd de samenleving verder gebouwd op de fundamenten van het verleden. Onder Christelijke invloeden vormde zich langzaam een samenleving met drie standen: adel, geestelijkheid en boeren.
Dijken werden aangelegd, kerken gebouwd en de natte veengrond werd ontwaterd. Om er bruikbare landbouwgrond van te maken.
Het veenriviertje dat als ontginnings-as dienst deed meandert nog steeds dwars door de huidige verkaveling heen. Evenals de vier wegen en paden die samenkomen bij de kerk van Westergeest.
In ons dorpswapen zijn die paden terug te vinden als het zogenoemde St. Andrieskruis. In de loop van de jaren is daar veel over geschreven, maar het is vrijwel onmogelijk om wetenschappelijk vast te stellen waarom of waardoor de kerk precies in het centrum staat.
Wel zijn er veronderstellingen, o.a. door de ‘Westergeastmer’ amateurarcheoloog wijlen Johannes M. Minnema.
1e veronderstelling, van Minnema
Minnema was al in de jaren ’30 van de vorige eeuw nieuwsgierig naar sporen in de [oude] verkaveling. Om daar meer over te weten te komen zocht hij contact op het Fries Museum in Leeuwarden.
Dr. Oebele Vries schrijft: “[…], waarbij het gesprek ook kwam op het feit dat de noord-zuid lopende lijnen van de verkaveling in Dantumadeel samenkomen op één punt [Kuikhorne]. ‘De heren’ van het museum wisten het echter ook niet. Van de amanuensis [Penning] kreeg hij toch nog enige lectuur mee, namelijk krantenartikelen en een boek [Wilhelm Teudt, Germanische Heiligtümer] over ‘heilige lijnen’, die in de prehistorie heiligdommen in noord-zuid- of oost-westrichting met elkaar zouden hebben verbonden. Minnema probeerde dit vervolgens uit op zijn geboortestreek door het trekken van lijnen tussen oude kerktorens. Hierbij stelde hij vast dat er een zuivere west-oost lijn loopt over de torens van Akkerwoude-Murmerwoude-Dantumawoude-Westergeest. Volgens hem was toeval uitgesloten, omdat de kans hierop niet groter is dan 1 op 15.625.
Hierna ontdekte hij niet alleen nog meer lijnen in het landschap, maar ook cirkels, bissectrices, loodlijnen en zelfs een afbeelding van een gedeelte van het sterrenbeeld de Grote Beer. Volgens zijn vaste overtuiging was hij hiermee op het spoor gekomen van een prehistorische cultuur van hoge ontwikkeling.
Ook van deze ontdekking deed Minnema verslag in zijn artikelenreeks.
We lezen daar dat er een volk moet zijn geweest dat de tegenwoordige beschaving op bepaalde punten [bedoeld is op het gebied van de wiskunde] zelfs vooruit was. Dit verzamelde gegevens over de sterrenhemel, waarvoor het een stelsel van waarnemingsposten inrichtte.
Deze bestonden uit seintorens met bovenop een platform waarop een vuur brandde [een gegeven dat aan Teudt is ontleend]. Later werden dit heiligdommen en na 750 werden er op de meeste van deze plaatsen christelijke kerken opgericht”.
2e veronderstelling: Westergeest als leycentrum.
Van een andere orde is de theorie over leylijnen en energielijnen.
Deze lijnen zijn in te delen in verschillende sterktes. Hele sterke leylijnen zijn het bekendst omdat deze over de hele wereld lopen. Tussen deze sterke leylijnen in ligt een maas van leylijnen die energie zouden verspreiden.
Exact op het kruispunt van dit soort leylijnen ontstaat dan bij wijze van spreken een verdubbeling van energie: een leycentrum.
Onze voorouders zouden deze leycentra een heilige status hebben gegeven. De plaats waar nu de kerk van Westergeest staat, precies op zo’n leycentrum, zou zo’n heilige status hebben gehad.
3e veronderstelling: rondgaande rechtspraak.
In Westergeest werd vroeger – bij en/of in de huidige kerk – recht gesproken en vooraanstaande bewoners waren bij toerbeurt rechter.
De vier kwartieren, die door de vier lijnen werden gescheiden, werden destijds bewust aangelegd. Uit elk kwartier was de meest vooraanstaande persoon dan een bepaalde periode de rechter.
Zo lijkt in de verkaveling rondom Westergeest een rijke geschiedenis van ons dorp verscholen te liggen. Maar een vertaalslag maken naar historische feiten strandt op het ontbreken van essentiële data.
Het blijven daarom veronderstellingen.
derde venster: 1200 – 1400
In deze tijdsperiode werd de huidige bakstenen kerk van Westergeest gebouwd vanuit de St. Bonifatiusabdij te Dokkum.
Kruiskerk
De Benedictijner monniken uit Dokkum hebben voor de kerkbouw in Westergeest mogelijk de Dokkumer abdijkerk als model gebruikt.
Het ontwerp dat werd gebruikt, lijkt dat van een kruiskerk te zijn: een kerk met – in ons geval – relatief kleine zijbeuken.
Wat er precies in de zijbeuken gebeurde, weten we niet. Er is een theorie dat in deze zijbeuken onderkomens waren ondergebracht voor monniken. Daarmee zou het klooster, dat in of nabij Westergeest gestaan moet hebben, een plek hebben gekregen aan de kerk en slaapcellen voor de geestelijken hebben geherbergd.
Maar dr. Gerrit Vermeer zet daar een vraagteken bij. Een slaapzaal bevond zich meestal op de verdieping van de oostvleugel van een klooster.
Om het idee van een kruiskerk met zijbeuken te ondersteunen wordt gewezen op twee punten:
- Op 24 augustus 1963 werd graf nummer 14, rij 28, geopend. In het graf werden, op een diepte van ongeveer 1.30 meter, oude Friese moppen gevonden: stenen die op elkaar gemetseld waren. Er is gebleken dat hetzelfde geldt voor graven die in de buurt liggen.
- In zowel de noordmuur als ook de zuidmuur zijn grote, dichtgemetselde openingen te zien, welke tijdens de restauratie in 1954 – 1957 met kleine stenen zichtbaar zijn gehouden.De hierboven genoemde restauratie stond onder leiding van ir. J.J.M. Vegter te Leeuwarden. Er werd toen eveneens een noord – zuid lopend fundament ontdekt wat het fundament van een koorscheiding zou kunnen zijn geweest.Timmerman Arjen Veenstra [1927 – 1993] werkte mee aan de restauratie. Uit de romaanse stijl is af te leiden dat de kerk dateert uit de 11e of 12e eeuw. Ze staat als de ziel van de eeuwenoude gemeenschap en als één van de oudste kerken – zo niet de oudste – van de provincie op het hoogste punt van het dorp. Het oostwaarts gerichte raampje is eveneens zeldzaam.De kerk was gewijd aan St. Martinus, de beschermheilige van de bedelaars en een populaire heilige in de vroege middeleeuwen. Het zogeheten patrocinium geeft aanwijzingen over de mogelijke initiatiefnemers en over de tijd waarin de kerk werd gesticht.
- Nou is dat bij een aan St. Martinus gewijde kerk lastig. St. Martinus was populair bij de Frankische vorsten maar ook de patroon van het bisdom Utrecht.
- Bijzonder is dat van deze kerk zowel de ’súddoar’ als ook de ’noarddoar’ nog in gebruik zijn. Tijdens de middeleeuwen hadden beide deuren een functie bij belangrijke kerkelijke gebeurtenissen.
- De bouw heeft in fasen plaatsgevonden. Het oudste gedeelte [het westelijk schip] is twee maal naar het oosten verlengd.
- De toren, die vóór 1300 als vuurtoren en veilig onderkomen kan zijn gebruikt, steekt fier en trots boven de boomtoppen uit. Het is een schril contrast met de hoogte die de zadeldaktoren tot 1807 had. Toen zou het zadeldak zijn verwijderd en de toren ongeveer acht meter zijn ingekort [ter vergelijking: de breedte van de kerk is ongeveer 5 ½ meter]. De toen vrijgekomen stenen zijn overigens gebruikt voor de woning Kalkhúswei 6.
- De in romaanse vormen uitgevoerde kerk is het middelpunt van het dorp en staat tot de dag van vandaag op een hoog kerkhof, omringd door schitterende beuken uit 1908.
- De muren van de kerk zijn 1 tot 1.65 el dik zijn [één el is ongeveer 68 cm.]. De lengte van het koor tot de toren is 30 ellen lang en de breedte is 8 el.
- De oude Statenbijbel uit de gemeente Oudwoude / Westergeest, die hij destijds ontving van de begeleider van de restauratie, is nog steeds in het bezit van de familie Veenstra.
seendrecht
- M. Muller Fzn. denkt dat de kerk van Westergeest een zogenaamde seendkerk is geweest. Met een seendkerk wordt een kerk bedoeld waarin vroeger door de deken het seend- of sendgericht gehouden werd.
Met dit seendrecht, dat los staat van het strafrecht van de overheidsorganen, werd rechtgesproken over strafbare zaken binnen de kerk. Denk daarbij o.a. aan overtredingen van de tien geboden of het schenden van de zondagsheiliging en dergelijke.
Als straf werd vaak de ban uitgesproken over de veroordeelde, maar ook een verplichte bedevaart, een geldboete of het leveren van bijvoorbeeld kaarsen aan de kerk kon als straf dienen. Zelfs het veroordelen tot de schandpaal hoorde tot de mogelijkheden.
Enkele vroege jaartallen
1214 – werven van kruisvaarders: “De Priester Olivier van Keulen was naar Friesland gezonden, om daar het kruis te prediken. Het gelukte hem, de menigte met zulk eene geestdrift voor dezen togt te bezielen, dat, volgens zijn eigen berigt, 50,000 Friezen de wapenen opnamen en zich te Dokkum en elders op meer dan 80 schepen ter zee begaven”.
1333 – de abt van Dokkum maakt aanspraak op de kerk van ‘Ghaest’.
1374 – Hetzelfde geldt als hij aanspraak maakt op de kerk van ‘et Gast’.
Beide keren wordt verondersteld dat het hier om de kerk van Westergeest gaat.
vierde venster: 1400 – 1600
In dit tijdsbestek schudde de samenleving middeleeuwse culturele vormen van zich af. Dat was ook te merken in ons dorp.
De Rooms Katholieke kerk stond op haar fundamenten te schudden en Protestanten en Katholieken kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan.
rechtszaak in de kerk
In 1556 kwam het in Westergeest tot een protestbijeenkomst toen de abt van het Bonifatiusklooster, Heer Henricus Kessel, in 1556 gebruik wilde maken van het seendrecht. Het was regel dat hij in een schrikkeljaar recht had om het ambt van deken of geestelijk rechter uit te oefenen; de zogenaamde rondgaande rechtspraak.
Heer Henricus Kessel eiste dat recht op in het dekenschap “Dockum, Holwert ende Geast”.
Op 27 april 1556 werd daarom in de kerk van Westergeest een vergadering gehouden om het twistpunt te slechten – aanwezig waren de substituut-grietman van Dokkum [Dirck Dircksz.], Cop Harkema namens Kollum en Sye Buma namens de gemeente Westergeest, Oltwoldt en Colmerswage.
Wat het resultaat van die vergadering is geweest is niet bekend.
persona’s of pastoor
In de tijd dat er in de kerk van Westergeest nog Roomse erediensten werden gehouden, werd het altaar bediend door een Persona of pastoor. Deze pastoor bediende eveneens de sacramenten en ‘preekte’.
Naast de pastoor was een hulppastoor, een Vicaris, aanwezig.
In mijn boek FOESTRUM staat een overzicht; nu volsta ik met het noemen van een paar opmerkelijke “persona’s”.
1424 heer Wygher [persona of pastoor], heer Thyaert [vicaris]. Het zegel van vicaris Thyaert bestond uit een afbeelding van een edelman met staf en valk, met op het schild een winkelhaak. In 1989 werd zijn zegel samengevoegd met die van Koert, pastor van Oudwoude in 1491 en samen vormen zij nu het stempel van de Hervormde gemeente te Oudwoude-Westergeest.
1543 heer Willem [persona of pastoor], heer Haddo Harckema [vicaris]. Als prebendaris wordt heer Frans Baukesz. genoemd. Heer Willem diende in 1543 een klacht in bij de regering omdat de Abt van Dokkum zichzelf een zathe bij Beintemahuis had toegeëigend. Deze zathe zou echter bij de pastorie-goederen van Westergeest behoren: “De abt van Dokkum heeft van de pastorie van Westergeest een zathe van 43 pondemaat genomen, liggende in beslagen vennen en dat ‘ouland’ ligt voor mijn deur. Al mijn buren zeggen en betuigen, dat dit zo is. Omdat ik de ‘cost’ niet mag hebben, doe ik mijn beklag, en begeer ik, dat gij, vrome Heren, mij behulpzaam wilt wezen en helpen, dat ik weerkrijg hetgeen dat vroeger hiertoe behoorde. Dit beken ik, Heer Wilhelm, pastoor te Westergeest“.
1574 heer Focke Baukesz. [prebendaris].
Het waren heel onrustige tijden – al snel werd het de Rooms Katholieke voorganger ‘te heet‘ onder zijn voeten. In 1579 vluchtte hij wegens deze onrust. Bernardus Henrici was de laatste pastoor die de kerk in Westergeest diende.
In 1580 werden kerk en gemeente Hervormd. De drie altaren in de kerk van Westergeest werden afgebroken en de restanten warden gebruikt voor de eerste trede van de trap naar de preekstoel én als drempel bij de deur. De unieke muurschildering werd witgekalkt en de aanwezige [heiligen]beelden werden verwijderd.
Het was in deze beginperiode van de nieuwe Hervormde kerken wel lastig om voldoende protestantse voorgangers te krijgen.
In 1597 lijkt de gemeente Oudwoude/Westergeest echter al een predikant te hebben. In de registers van rechtshandelingen van de grietenij Kollumerland staat beschreven dat de predikant van Kollum zich borg stelt voor “Ernestus Hiddinck, dienaer des godtlijcken words in Oltwolde”.
Op 9 juli 1580 vielen de Spanjaarden en Spaansgezinden vanuit Kollum Dokkum aan, wat overigens niets opleverde.
In de zomer van 1581 werd er zo hard gevochten dat “de gestaltenisse van Vrieslandt ellendich ende desolaet geweest is”.
Een jaar later was er vrijwel geen boer meer te vinden in de driehoek tussen Groningen, Leeuwarden en Dokkum – veel protestanten vluchtten naar Leeuwarden, Rooms Katholieken vluchtten naar Groningen.
Boer Arend Bauckes en Jantsje Harmens [boer en boerin op de terp Westerburen] vluchtten naar Dokkum. Daar werd hun zoon Harmen Arends Idema geboren, ergens tussen 1580 / 1590
In diezelfde periode heerste de pest, ook in Westergeest.
Ane Sapesz. en zijn vrouw Jents Jansendr. kregen in de herfst van 1581 de pest en stierven. Zij waren naar Leeuwarden gevlucht ‘vermits de crijghsloepen ende beroerten’.
vijfde venster: 1600 – 1800
Welgesteld. Een etiket dat op deze tijdsperiode geplakt kan worden.
Welgesteld was de familie Idema, in het 4e venster werden ze al even genoemd. In dit vijfde venster krijgt Harmen Arends Idema [± 1585 – 1646] ook een plaats. Want met hem krijgt een welgestelde boer uit de periode rondom 1600 letterlijk een gezicht. Een portret van hem hangt in het gemeentehuis van Kollumerland c.a.
Harmen Arends werd geboren tussen 1580 en 1590, in het gezin van Arend en Jantsje Harmens. Vader Arend Bauckes was boer op Idema State op de terp Westerburen.
Zijn oom, een jongere broer van vader Arend Bauckes, kreeg Idema State [Westerbourren] in handen. Harmen Arends werd boer op Idema-heerd, welke soms ook Idema State [Weerdeburen] wordt genoemd.
In 1638 was Harmen Arends dijkgraaf van het Westergeester Hemrik.
Hij is twee maal “naar Rome geweest” en was in 1640 volgens de Stemcohieren eigenaar van Idema-heerd [Weerdeburen], de Brandhúster pleats [Wâlddyk], een deel van een boerderij op Keatlingwier en Groot Idema State [Driezumerzijl].
Hij trouwde twee keer.
1e huwelijk met Sjuw Allema [van Allema State, Wygeast] had hij twee zonen: Ede en Ene [1617].
2e huwelijk hij had met Feikje Klazes nog één zoon [Reiner Harmens Idema] en zes dochters.
Harmen Arends Idema kwam te overlijden op 26 juni 1646. Hij werd te Westergeest begraven.
Welgesteld kan ook de stad Dokkum worden genoemd.
De economie ging een stempel drukken om onze omgeving. Het stadbestuur van Dokkum gaf in de jaren 1654/1656 de opdracht om de trekvaart, zoals de vaart in de volksmond heet, te graven.
De stad wilde daardoor een betere waterverbinding maken met de stad Groningen. Op die manier wilde het bestuur meer scheepvaart naar Dokkum halen.
Welgestelde en belangrijke families kregen steeds meer macht in handen, wat bij de bevolking op steeds meer weerstand stuitte. In 1787 komen de Democraten [of Patriotten] in opstand. Het lukte echter niet om stand te houden en velen van hen vluchtten naar Frankrijk tot ze in 1795 weer terug konden keren met het Franse bezettingsleger.
Tijdens deze bezettingstijd kiemde een verzet wat in onze omgeving uitliep tot een ongekende oproer die de geschiedenis is ingegaan als het Kollumer Oproer.
Het Kollumer Oproer draaide in de kern om het verzet tegen de dienstplicht en burgerbewapening in de Franse tijd en was in wezen een uiting van oranjeliefde en/of vaderlandsliefde.
Met groot machtsvertoon werd het oproer in de kiem gesmoord en werden 168 mensen gearresteerd en veroordeeld tot het betalen van een flinke boete of gevangenschap. Aanvoerder Jan Binnes werd op 18 februari 1797 onthoofd.
Louw Johannes en Ernst Tjeerds zijn inwoners van Westergeest wier namen ongetwijfeld in de anonimiteit van het verleden verloren zouden zijn gegaan, ware het niet dat hun naam ook voorkomt op de ‘Naamlijst der Perzoonen Welke zedert den 4den Febr. l.l. zijn gearresteerd, en op ‘t Gedemoilieerde Blokhuis zijn overgebragt‘.
Ernst Tjeerds [rond 1726 – 1816]
Ernst Tjeerds werd geboren rond 1726 als zoon van Tjeerd Jelles en Rinske Metkes. Hij trouwde op 18 juni 1758 te Westergeest met IJtske Egberts de Vries [1739 –1823] en kreeg acht kinderen.
Louwrens Johannes [1736 – 1800]
Heel anders verging het Louwrens Johannes, op de Triemen geboren in april 1736. Zijn ouders waren Johannes Louwrens en Aaltje Hendriks. Hij was meester schoenmaker, arbeider, schipper en herbergier in het ‘Kalkhuis’ aan de trekweg te Westergeest.
Op 21 februari 1762 trouwde hij met de in 1740 geboren Antje Johannes, geboren in De Valom.
Uit hun huwelijk werden zeven kinderen geboren.
Louwrens Johannes heeft een vooraanstaande rol gespeeld in het Kollumer Oproer en op 4 februari 1797 Abel Wijbrens Keuning in zijn huis met doodslag bedreigd. Hij werd op 24 maart 1798 “veroordeeld tot zware geseling met de strop om de hals, brandmerking, 5 jaar opsluiting en dwangarbeid in het Landschaps Tucht- en Werkhuis en tenslotte tot eeuwige verbanning uit de Bataafsche republiek, vanwege zijn aandeel op 3 en 4 februari 1797 in het Kollumer Oproer, een uitbarsting van opgekropte volkswoede tegen de gevestigde orde”.
Hij stierf in gevangenschap te Leeuwarden in juli 1800, waar hij zijn bovengenoemde straf uitzat.
Op een officieel overzicht staan in totaal 163 inwoners van Westergeest die zijn beboet vanwege deelname aan het Kollumer Oproer.
Toen in 1813 de Fransen zich terugtrokken waren zowel de Patriotten als ook de Oranjegezinden daar blij mee.
zesde venster: 1800 – 2000
Wij komen nu in een tijdsperiode dat de informatie ons bijna om de oren begint te slaan. In oude geschriften en kranten kunnen we zoeken naar gebeurtenissen die in Westergeest hebben plaatsgevonden.
Voor dit zesde venster heb ik daardoor de luxe van overvloed en kan ik keuzes maken uit de rijke geschiedenis van ons dorp.
De geschreven aanwijzingen beginnen bijvoorbeeld al in 1800 toen Wytze Willems, kastelein in Westergeest, in de Binnenlandsche Bataafse courant zijn diensten aanprees.
“ZEGT HET VOORT”, staat er onder. Met andere woorden, het vluchtige gesproken nieuws lijkt nog net zo belangrijk als het geschreven woord.
Nieuwe Zwemmer
Op 26 november 1879 namen de Friese Staten het besluit om een nieuw kanaal te graven: de Nieuwe Zwemmer. Vanaf de Trekvaart neemt dit kanaal in noordoostelijke richting de route van de Âldswemmer over: 5 kilometer lang en ongeveer 40 meter breed.
De route liep over land dat nog onteigend moest worden. Hoewel dat niet veel problemen opleverde moest de provincie toch de gang naar de rechter maken. Boer Fokke Tjibbes Fokkema kwam terug op zijn ‘minnelijke schikking’ om afstand te doen van 3 ha, waardoor de provincie de rechter moest inschakelen.
Het waren overigens niet alleen lokale boeren van wie de grond werd onteigend. We komen de namen tegen van Louis Gaspard Adrien graaf van Limburg Stirum [Arnhem], Constantia Catharina Wilhelmina van Scheltinga [Neerijnen], Wilhelmina van Heemstra [Giekerk] en Hector Livius van Heemstra [Pieterburen].
Het graven van de Nieuwe Zwemmer was begroot op ƒ 397.725,00 – een groot bedrag voor die tijd. Bij de aanbesteding op 4 mei 1880 meldden zich vier aannemers:
– Karel van Tongeren [Heerenveen] voor ƒ 248.000,00
– Cornelis de Jong [Hardinxveld] voor ƒ 228.500,00
– Leendert Kalis Kzn. [Sliedrecht] voor ƒ 218.860,00
– Andreas J. van der Werff [Dokkum] voor ƒ 188.060,00
Het werk werd gegund aan Andreas van der Werff en in het voorjaar van 1880 zetten ‘zijn’ werknemers de spade in de grond. Want met schep en spade, pipegaal en kruiwagens werd de Nieuwe Zwemmer gegraven. Zeer zwaar werk en het verhaal gaat dan ook dat er twee mannen voor nodig waren om de kruiwagen uit de gegraven vaart naar boven te kruien.
De anekdote werd geboren dat de werklieden [‘polderjongens‘] hun werk verrichtten als Chinezen en met veel drukte en bombarie in Westergeest terechtkwamen. Ze wisten ook wat feestvieren was: Westergeest zou de vrouwen hebben, Kollumerzwaag de drank. De drank werd achteraf betaald als er een nieuwe voorraad werd gehaald. Dat bracht voor de leverancier wel een risico met zich mee en om zich daarvoor in te dekken leverde hij bij de laatste zending drank geen alcohol maar water. Bang als hij was dat hij deze laatste zending niet betaald zou krijgen.
Op 5 juli 1881 kon Commissaris baron van Harinxma thoe Sloten meedelen dat het kanaal klaar was.
Scholen
Mr. A. J. Andreae beschrijft in zijn boek Kollumerland dat er in 1833 een nieuw schoolgebouw werd gebouwd.
Jaren later, in 1843, volgde de bouw van de onderwijzerswoning. Deze onderwijzerswoning staat nog aan het Tsjerkepaed; de school is al lang afgebroken en zou gestaan hebben op de hoek van het Tsjerkepaed – Kalkhúswei, naast de onderwijzerswoning.
In 1894 werd een nieuwe school met een woning gebouwd voor resp. ƒ 3377,00 en ƒ 3894,00 aan de Eelke Meinertswei 6. De inscriptie “JW 25.3.1894” in de muursteen naast de voordeur zijn de initialen van Johannes Westerkamp, die tot 1 maart 1924 hoofd van deze school was. Toen hij met pensioen ging was er sprake van om de openbare school om te zetten tot een christelijke school, maar daar is het nooit van gekomen.
Overigens stond er al een Christelijke school op de Triemen. Al op donderdag 24 april 1884, ’s avonds om 19.00 uur was in het lokaal te Oudwoude, een vergadering gehouden. Het doel was om te kijken hoe men het beste te werk kon gaan wilde men in onze [kerkelijke] gemeente ook een Christelijke school hebben.
De daaropvolgende zondag, 27 april 1884, brachten ds. Johannes Politiek van Oudwoude/Westergeest en ds. Dam van Zwagerveen de kerkgangers van de eerste stappen op de hoogte.
De belangstelling in deze gemeente werd later bestempeld als “tamelijk goed, doch niet warm”. Een jaar later, in 1885, staat er op de Triemen een nieuwe School met den Bijbel.
Westergeest landelijk in het nieuws.
Westergeest kwam landelijk in het nieuws toen de muurschilderingen in de kerk worden herontdekt.
zevende venster: vanaf 2000
Het laatste venster.
“Het heeft wel wat weg van een oorlogsgebied, maar het is de aanblik die Westergeest nieuwjaarsmorgen bood”. Zo begint dit tijdvak wat Westergeest betreft, beschreven in de Kollumer Courant.
Maar de sombere woorden weken door grootse wijze waarop Westergeest “SIMMER 2000” vierde. En door de daadkracht waarmee ons Plaatselijk Belang een Beleidsplan Foestrum 2010 aanbood aan burgemeester P. Visser.
De handen werden uit de mouwen gestoken. Het prikkeldraad aan de oever van de Dobbe maakte plaats voor een mooi hekwerk. Dankzij de inzet van een groot aantal vrijwilligers werd het schoolplein van De Bining helemaal opnieuw aangekleed. De leerlingen zelf zorgden ervoor dat het zwerfvuil werd opgeruimd en de E-pupillen WTOC kregen nieuwe voetbalshirts.
Aan de oevers van het eeuwenoude veenriviertje dat om ons dorp meandert, kwam een modern Multi Functioneel Centrum. “Gebouwd voor de toekomst” kopte een krant; het heden en verleden vlechtten zo samen.
Dat komt helemaal tot zijn recht als wij door hedendaagse technieken een kijkje kunnen nemen in ons dorpsverleden: door Westergeest heen staan borden met een QR-code die verwijzen naar stukjes dorpsverleden.
Het heden. Het hier en nu.
Een gigantische tegenstelling tot het eerste venster, toen we het moesten doen met weinig of geen geschreven bronnen.
Vandaag de dag is een samenleving zonder het geschreven woord ondenkbaar.
Bijna alles staat op papier.
Of op de computer.
Bijna alles is te raadplegen.
Op het World Wide Web komen ongeveer 357.000 hits tevoorschijn als wij iets over WESTERGEEST willen weten [maar eerlijk is eerlijk, daartussen ook hits over Westergeest bij Uitgeest en Westergeest op Texel].
WESTERGEAST intoetsen en er verschijnen ongeveer 18.800 hits.
Zoeken op de bijnaam FOESTRUM levert ongeveer 8.650 hits op.
Wij kunnen sinds juni 1998 terecht op speciaal voor Westergeest aangemaakte websites:
www.foestrum.nl
http://www.westergeest.net/
http://www.foestrumerarchief.nl/
https://hystoblog.wordpress.com/
Wat de Facebook-pagina’s die Westergeest betreft begin ik maar niet eens aan een opsomming.
Daarnaast werden meerdere boeken uitgegeven waarin geschiedenis van en over ons dorp is beschreven, waaronder FOESTRUM [tijdens de feestdagen te koop voor 1250 centen].
FOESTRUM beschrijft de geschiedenis van ons dorp vanaf het vroegste begin. Het boek zette dorpsbewoners aan tot het vieren van 1250 jaar Westergeest.
Niet “op de kop af” maar bij benadering.
Vrij suggestief maar met een gerust hart.
Vanwege en aan de hand van aanknopingspunten in bodemvondsten of “echo’s uit ons verleden”.